Volle aardappelschuren. Een vraaguitval van meer dan 50 procent buitenshuis. De frietverkoop beleefde met name vorig jaar tijdens de lockdowns zware tijden. Een onderzoek van het Vlaams agrarisch bureau VLAM geeft een goed beeld van de gewijzigde consumptiepatronen voor friet.
Waar at jij je friet? Deze vraag legde VLAM voor aan Belgische consumenten. Ten opzichte van 2017 steeg de thuisconsumptie in het coronajaar flink, van 53 naar 70 procent. Het aandeel van alle andere consumptieplaatsen daalde; de horeca inclusief frietkotten maakte een duikeling van 27 naar 16 procent.
De bijgaande grafiek zegt natuurlijk niets over de totale frietconsumptie of over de plek waar de genuttigde frieten zijn gekocht door de consumenten.
Frietproducenten spraken na de lockdown van een directe vraaguitval van 50 procent. Dat is, gezien de horecasluiting, niet verwonderlijk. Hun grootste frietafzet is namelijk buitenshuis. Voor marktleider Aviko vormen horeca en de rest van de foodservice in ons land zelfs een aandeel van 85 procent van hun frietafzet. Hoewel het frietafhalen altijd gewoon doorging, ging de totale frietverkoop in de horeca vanzelfsprekend fors onderuit.
Ongetwijfeld kreeg de supermarktverkoop van friet in ons land in elk geval een flinke impuls. Een extra stimulans was de thuisbereiding van friet in Airfryers en soortgelijke luchtfrituren. Volgens bureau GfK zijn die reeds present in 40 procent van de Nederlandse huishoudens.
Aangenomen mag worden dat frietproducenten de komende jaren nog nadrukkelijker zullen focussen op hun supermarktverkoop. Niet alleen zijn ze kwetsbaar door het grote aandeel dat horecafriet nu heeft, ze delen bovendien beter mee in de verkoopprijzen. Van elke frieteuro die in de supermarkt wordt uitgegeven, komt 50 tot 60 procent terecht bij de teler en verwerker. In de snackbar is dit hooguit 10 tot 20 procent.