De media stonden er bol van. Een rechter snoerde gossipjournaliste Yvonne Coldeweijer de mond. Ze mag Rachel Hazes, weduwe van de overleden volkszanger André, niet langer omschrijven als “gecremeerde kroket”. De uitspraak maakte veel los.
De rechter vindt de bewoordingen van Coldeweijer grievend en beledigend. Ton den Boon, hoofdredacteur van Van Dale’s woordenboeken, schreef naar aanleiding van deze affaire zelfs een column in dagblad Trouw.
Den Boon noteert: “Dit wil niet zeggen dat de taalvorm gecremeerde kroket nu meteen van het toneel verdwenen is. In veel kranten, tijdschriften en weblogs is er – al dan niet schertsend – over de kwestie geschreven, waardoor deze schimpnaam in korte tijd aardig wat bekendheid heeft gekregen.” Niet uitgesloten mag dus worden dat de uitdrukking een plekje krijgt in de officiële annalen van de Nederlandse taal.
“Geen scheldsnacks traditie”
Volgens Den Boon kent ons land geen sterke traditie van snackscheldwoorden. Hij sluit niet uit dat deze traditie nu wel zal ontstaan. “Hoewel je weleens leest dat iemand op grond van zijn uiterlijk (bijvoorbeeld een gelooide of zonnebankbruine huid) wordt uitgemaakt voor een aangebrande frikandel, een verbrande kroket of een gegrilde gehaktbal, is gecremeerde kroket een ongebruikelijk type schimpnaam,” aldus Den Boon. De Van Dale-hoofdredacteur schrijft verder: “Mogelijk worden namen van hartige snacks vanaf nu ook populairder als (onderdeel van) schimpnamen.”
“Geen bijnamen is pas zorgelijk….”
Overigens bestaan er in de volksmond wel veel schunnige bijnamen voor snacks zelf. “Veel cafetariahouders vinden dit vervelend,” weet frituurschrijver Ubel Zuiderveld. “Maar je kunt er ook anders naar kijken. Dat Nederlanders creatief zijn met hun taalgebruik over gefrituurde snacks en snackbars, is immers een teken dat dit segment van de vaderlandse keuken nog altijd stevig in de harten en hoofden van ons land zit. Je moet je eigenlijk pas zorgen gaan maken als dit niet meer het geval zou zijn.”