De Nederlandse frituurbedrijven bieden emplooi aan vele tienduizenden mensen. Uit recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en vakvereniging ProFri kan worden opgemaakt dat cafetaria’s gemiddeld tien medewerkers hebben. Omgerekend zijn dit er totaal in Nederland zeker 55 duizend. Liefst 87 procent van de medewerkers heeft een deeltijdbaan.
| Fotografie Shutterstock
Naast deze nieuwe cijfers van het CBS en vakvereniging ProFri is er veel meer nieuws te melden over personeel. Je weet toch wel dat het minimumloon verhoogd is? Maar weet je ook dat uitzendkrachten duurder zijn geworden? Gehoord dat ProFri de mogelijkheden onderzoekt van een eigen cao voor de frituurbranche? 10 x cijfers en actualiteiten over personele zaken in de horeca en de frituurbranche.
1 | Vrouwen: 58 procent
Werknemers tussen de 16 en 21 jaar oud zijn het meest vertegenwoordigd in de frituurbedrijven, zo valt op te maken uit de gegevens van het CBS en vakvereniging ProFri. Ruim 58 procent van de werknemers is vrouw. Er werken voornamelijk werknemers met een autochtone afkomst bij ProFri-leden. Ruim 39 procent van alle banen is op uitzend- of oproepbasis. Deze ProFri-cijfers gelden vrijwel zeker voor de hele frituursector.
2| Deeltijdbanen: 87 procent
Het merendeel van de banen bij ProFri-leden (en vrijwel zeker ook alle andere frituurbedrijven) zijn deeltijdbanen (87 procent). Ruim de helft van alle banen is voor minder dan 12 uur. Eén op de vijf banen is voor 30 uur of langer. Ruim 60 procent van de werknemers bij ProFri-leden heeft een vaste arbeidsrelatie en er wordt bij de leden zo goed als niet (geregistreerd) overgewerkt. De meest voorkomende cao-code is ‘0182 Horeca- en aanverwante bedrijf’, die door acht op de tien bedrijven wordt gebruikt.
3 | Eerder naar volwassen loon
De afgelopen jaren voerden jongere medewerkers actie voor een betere beloning. Jongvolwassenen die op zichzelf wonen, konden met de minimumlonen nauwelijks zelf in hun levensonderhoud voorzien. Per 1 juli 2017 krijgen ze daarom eerder het volwassen minimumloon van minimaal € 1565,40 per maand. Kregen ze dit eerder als ze 23 waren, sinds juli is dat 22. In 2019 wordt een volgende stap gezet. Dan krijgen ook 21-jarigen het minimumloon voor volwassenen.
4 | Hogere percentages voor jongeren
De verlaging van de volwassen loonleeftijd is niet de enige verandering sinds 1 juli 2017. Ook jongeren krijgen sinds deze datum hogere percentages van het volwassen salaris. Sinds de zomer geldt dit voor medewerkers van 18 tot en met 21 jaar. Per juli 2019 (als de 21-jarigen vallen onder het volwassen minimumloon) gaan de percentages voor medewerkers van 18, 19 en 20 jaar verder omhoog. Hoewel ook BBL-leerlingen een kleine loonsverhoging krijgen (inflatiecorrectie) zijn de regels voor het minimumloon verder niet op hen van toepassing.
5 | Actie voor Horeca-cao
De horeca heeft al ruim drie jaar geen officiële cao meer die algemeen verbindend is voor de hele sector. Een onbekende partij startte dit voorjaar een petitie waarin onderhandelingen over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst worden geëist. Eén van de teksten: “We zitten nu al drie jaar zonder cao en onze lonen lopen daardoor minimaal zes procent achter op andere sectoren.” De petitie “De Nieuwe Horeca CAO” werd in een mum van tijd door vele honderden mensen ondertekend. Op Facebook had de oproep aan het begin van de zomer meer dan tweeduizend likes. De druk richt zich met name op Koninklijke Horeca Nederland. De kleine branchevereniging Nederlands Horeca Gilde (NHG) heeft wel een cao, die geldt in 500 aangesloten bedrijven. Vakvereniging ProFri onderzoekt of het mogelijk/wenselijk is om voor de frituurbranche tot een eigen cao te komen of samen te werken met het NHG.
6 | Lonen fors omhoog?
Als de voortekenen niet bedriegen, kunnen de lonen de komende jaren in de horeca wel eens fors gaan stijgen. Met name in de grote steden groeit het aantal vacatures in de horeca zienderogen. Landelijk steeg het aantal vacatures in twee jaar met ongeveer 30 procent. Dit drijft automatisch de prijs van gekwalificeerde medewerkers op. FNV Horecabond heeft vooruitlopend op eventuele cao-onderhandelingen bovendien al forse eisen gesteld. FNV zet in op 7,25 procent loonsverhoging. Deze is opgebouwd uit 2,5 procent loonstijging voor 2017 en 4,75 procent met terugwerkende kracht over de cao-loze jaren 2014 tot en met 2016.
7 | ZZP’er rukt op
ZZP’ers (zelfstandigen zonder personeel) rukken op als medewerkers in de horeca. Het gaat om personeel dat volledig voor eigen rekening en risico werkt in de horeca en uurtarieven in rekening brengt op factuurbasis. Enkele uitzendorganisaties (zoals Horeca Flex en Temper) bemiddelen tussen ZZP’ers en horecabedrijven. Voor horecabedrijven heeft deze werkwijze als voordeel dat de ZZP’ers uiterst flexibel zijn en het uurtarief van tevoren vastligt. ZZP’ers moeten wel aan kunnen tonen dat ze werken voor verschillende opdrachtgevers. Indien de zelfstandige horecawerkers als ondernemer niet meer dan 7600 euro omzetten, betalen ze geen premies en belasting en is bruto voor hen dus netto. Wel dragen ze een fee af aan de platforms die voor hen bemiddelen. Overigens is het de vraag hoelang deze ontwikkeling stand houdt. In politiek Den Haag gaan steeds meer stemmen om dit soort vormen van ondernemerschap en flexwerk met regelgeving te beperken.
8 | Uitzendwerk duurder
Uitzendkrachten zijn fors duurder geworden. De prijsverhoging kan oplopen tot circa 10 procent. De verhoging is het gevolg van veranderingen in landelijke regelgeving. Hierdoor moeten uitzendorganisaties hogere premies betalen voor werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Voorheen konden uitzendorganisaties kiezen voor goedkopere premies. Deze keuze is echter door het kabinet met nieuwe wetgeving geblokkeerd, zodat uitzendwerk nu weer onder het reguliere regiem van premieheffing valt. Niet ondenkbaar is dat in de komende jaren nog een extra opslag wordt ingevoerd voor tijdelijk werk. Hierover zal echter een nieuw kabinet zich moeten uitspreken.
9 | Verplichte educatie
Als uitvloeisel van de Gezondheidswet, moet je als ondernemer kunnen aantonen dat jouw medewerkers goed geïnstrueerd zijn. Deze nieuwe wet is per februari dit jaar van kracht en wordt uitgevoerd door de NVWA. Komt er een inspecteur van de NVWA langs, dan kan hij medewerkers – en ook jou als ondernemer trouwens – mondeling toetsen op de parate kennis. De ondernemer is namelijk verplicht om zijn medewerkers duidelijke instructies bij te brengen. Vanzelfsprekend gaat het hierbij alleen om de noodzakelijke kennis die hoort bij de functie die de medewerker uitoefent in jouw bedrijf. Met andere woorden: een afwaskracht hoeft niet te weten hoe hij friet moet afbakken.
10 | Gezonde, veilige werkplek
Per 1 juli veranderde niet alleen het minimumloon, ook de Arbowet is aangescherpt. Doel: een gezonde en veilige werkplek voor alle medewerkers. Onder meer zijn er de nodige voorschriften veranderd in de relatie tussen ondernemer en Arbodiensten. Zo krijgen bedrijfsartsen vrije toegang tot de werkplek om de situatie waarin een werknemer werkt te beoordelen. Ondernemers op hun beurt krijgen het recht om over een zieke werknemer een second opinion te vragen bij een tweede bedrijfsarts. Verder moet elk bedrijf een zogenaamde “preventiemedewerker” aanstellen. Deze werknemer kan komen met aanbevelingen om werkplekken/omstandigheden veiliger en gezonder te maken.
De rol van jouw vakvereniging
Als je lid bent van vakvereniging ProFri, kun je voor aanvullende vragen en advies altijd terecht bij het secretariaat. Het loont bovendien om de berichtgeving op website www. profri.nl goed in de gaten te houden. In de nieuwssectie vind je uitgebreidere artikelen over onder meer de veranderingen in het minimumloon en de Arbowet. Het Nederlands Frituurcentrum biedt daarnaast e-learningmodules voor de ondernemer én zijn medewerkers, waarmee gedegen vakmanschap en optimale professionaliteit worden verstevigd.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het magazine Frituurwereld nummer 5 – Najaar 2017