Europa wil een maximum stellen aan het transvetpercentage in voedingsproducten. Algemeen is het oordeel dat transvet slecht is voor hart en bloedvaten. Nederlands frituursnacks en friet voldoen al jaren aan de voorgestelde norm.
Transvetzuren ontstaan bij het hydrogeneren van oliën en vetten. Dit hardingsproces maakt ze geschikt om te frituren of verder te verwerken tot bijvoorbeeld margarines of koekjes. Bijna tien jaar geleden introduceerde de Newyorkse overheid als eerste een maximale transvetnorm voor de horeca. Nederland volgde snel door ingrijpen van de branche zelf. In frituurolie/vet en voor- en afgebakken snacks bande men transvetten vrijwel uit. Professioneel gefrituurde producten bevatten nauwelijks nog transvet. Frans van Rooij van ProFri: “Transvetzuur in friet en snacks is geen issue meer. Onze test in 2012 en onze recente test tonen aan dat we met ons frietje ruim onder de norm blijven.” Bij de laatste friettesten (Frituurwereld 1) was het transvetgehalte veelal lager dan 0,1 procent. De hoogst gemeten waarde (afgebakken in rundervet) was 0,5 procent. Tien jaar geleden was dit vaak nog 5 tot 10 procent of meer. Denemarken kent als enige Europese land een wettelijke transvetnorm van maximaal 2 procent. De positieve effecten op de volksgezondheid zijn daar groot. Van Rooij: “Er zijn zeker nog voedingsproducten met teveel transvet. Maar met ons frietje is niets mis. Het is volkomen onterecht dat de frituurbranche hiermee nog steeds in verband wordt gebracht via publicaties.”
Dit artikel is reeds eerder verschenen in Frituurwereld Editie 2 – Winter 2016/2017