Binnen twee jaar moeten voedselproducten in Europa voldoen aan een aangescherpte norm voor het gehalte transvetten. Onlangs stelde Brussel het maximum naar beneden bij: industriële eindproducten mogen nog maximaal 2 procent transvet bevatten ofwel 2 gram per 100 gram.
Ongeveer vijftien jaar geleden werd al een norm gesteld; maximaal 5 procent. Transvetten deden ruim een kwart eeuw terug voor het eerst van zich spreken. Ze ontstaan bij het harden van olie en zachte vetten, iets waarmee de industrie in de tweede helft van de vorige eeuw op grote schaal begon. Een teveel aan transvetten vormt een onevenredige aantasting van hart- en bloedvaten, zo bleek nadien uit onderzoek. Voor ons land heeft de 2 procents-norm nauwelijks gevolgen. Door een zeer stringent beleid de afgelopen jaren, komt in ons land nog hooguit 0,3 procent van alle calorieën uit transvetten. Omdat transvetten nauwelijks meer voorkomen, roept ProFri-directeur Frans van Rooij het MVO (ketenorganisatie voor oliën en vetten) op haar beleid aan te passen. “Het MVO blijft onterecht vasthouden aan vloeibare frituurvetten en -oliën als voorwaarde bij haar campagne Verantwoord Frituren,” stelt hij. “Waarom eigenlijk? Nu transvetten zo beperkt zijn, kan de keuze tussen vast en vloeibaar gewoon aan de ondernemer overgelaten worden. Het wordt hoog tijd dat MVO de vakvereniging gaat ondersteunen bij het bevorderen van goed en professioneel frituren.”
Dit artikel is reeds eerder verschenen in Frituurwereld Editie 12 – Zomer 2019