Wat hebben vermeende belastingfraudeurs, aardbevingsslachtoffers en stikstofboeren gemeen met de horecaondernemers die zijn gedupeerd door de lockdown? Veel.
Commentaar | door Ubel Zuiderveld, Horeca Alliantie
Als geduld opraakt, stroomt de emmer van verontwaardiging, woede en eigenrichting over. Zo was, is het en zal het altijd zijn. Verschillende KHN-afdelingen in Zuid-Nederland hebben het maar vast aangekondigd: zondag 17 januari openen vele tientallen, misschien wel honderden, horeca-ondernemers hun bedrijven. Of de coronacijfers, de rijksoverheid, de veiligheidsregio’s en burgemeesters het nu toelaten of niet. Brancheorganisaties ondersteunen dit voornemen niet. Maar ze begrijpen het allemaal wel; het geduld van de horeca is op, de bestaanszekerheid staat op het spel.
Eerste steunpakket
Dat een deel van de horeca van zins is het beleid over zijn eigen toekomst weer helemaal in eigen handen te nemen, heeft de overheid geheel te wijten aan haar eigen onnavolgbare beleid. Tijdens de eerste lockdown kon het rijk rekenen op bijval van de horeca en andere branches. Immers: er lag een pakket steunmaatregelen op tafel waarmee de verplichte bedrijfssluitingen alleszins redelijk waren op te vangen. Zeker, het ging met hangen en wurgen. Maar samen met de eigen reserves van ondernemers wás het te doen, althans voor horecabedrijven die in potentie gezond zijn. Je zou kunnen zeggen: een beetje ondernemersrisico én een rijkssteuntje in de rug; ja zo doorstaan vitale horeccabedrijven de lockdown wel.
Regeren is vooruitzien
Van een overheid mag je verwachten dat het land wordt bestuurd volgens het credo “regeren is vooruitzien”. Als dat zo is, moet je soms even terugkijken, de geschiedenis in. Elke virusdeskundige weet, kijkend naar epidemieën in grijze verledens, dat het leed van corona met een bitter voorjaar vrijwel zeker nog lang niet geleden was. Van de pest tot de Spaanse Griep, van rode loop tot polio; vrijwel alle besmettingen keerden keihard terug in het najaar. Niemand in Den Haag kan dus verrast zijn dat dit met corona ook het geval is.
Afbouwende steun
Als je kunt weten dat de kans groot is dat een virus een monster is dat in het griepseizoen versterkt de kop opsteekt, kun je hierop met doordacht beleid inspelen. De overheid deed het tegenovergestelde. Nog voordat de tweede coronagolf goed en wel op stoom was, liet Den Haag weten dat de steunmaatregelen richting voorjaar 2021 worden afgebouwd en versoberd. Curieus en desastreus. Iedereen met een beetje realiteitszin weet dat maximale steun juist nu van het grootste belang is. De reserves van de horeca zijn uitgeput, van een reëel ondernemersrisico is nu écht helemaal geen sprake meer.
Overheid ondergraaft bestaan
Je kunt dus over het versoberen van het steunbeleid maar één ding zeggen: de overheid laat de horeca doelbewust kopje ondergaan. En daar zit hem de overeenkomst met gedupeerden van vermeende belastingfraude, aardbevingen door gaswinning en de stikstofmaatregelen tegen boeren. Met de situatie van de horeca in coronatijd hebben ze gemeen dat door onnavolgbaar ingrijpen en/of nalatigheid van de overheid de bestaanszekerheid van grote groepen in de samenleving wordt ondergraven.
Gekrenkt vertrouwen
Juist nu is maximale steun voor de horeca en andere getroffen sectoren dringend gewenst. Om onze economie ná corona gezond te houden, om eigenrichting, burgerlijke ongehoorzaamheid en onrust in de samenleving te voorkomen. Ach, al was het alleen maar om de geloofwaardigheid van de overheid te versterken. Maar vooral vanwege dit: voorkomen dat opnieuw een grote groep Nederlanders direct en met voorkennis in zijn bestaanszekerheid wordt aangetast en als gevolg hiervan het vertrouwen in de overheid bij mensen voorgoed gekrenkt wordt.
Wie betaalt dat?
En dan nog even dit: wie gaat de rekening van maximale steun betalen? Zoals altijd: wij allemaal samen. Maar regeren is vooruitzien: misschien is het goed nu al na te denken over een vorm van solidariteitsheffing via ’s rijks belastingen. Groepen die profiteerden van de coronacrisis zullen morrend, maar gelaten een dergelijke solidariteitsheffing voor lief nemen. Omdat ze diep in hun hart wel voelen dat het rechtvaardig is dat ze iets meer bijdragen dan de groepen die zwaar gedupeerd zijn.