“Zolang het geen wereldnieuws wordt, gaan wij niet reageren. Dat is het niet waard.” Dat zegt Bernard Levèfre, voorzitter van frituristenbond Navefri, over de column van Nico Dijkshoorn in een Vlaamse krant. Dijkshoorn haalde fel uit naar de friet in Vlaanderen.
“Wel bijzonder, een Vlaamse krant die een Nederlander gaat betalen om ons uit te schooien,” zegt Levèfre. “Maar ik heb nog niet veel reacties over de column gehoord. Die is ook alleen maar voor abonnees van Het Nieuwsblad toegankelijk.”
“Vooral droevig voor de man…”
Inhoudelijk gaat Levèfre niet in op Dijkshoorns klacht dat de friet in Vlaanderen “niet te vreten is”. Dijkshoorn claimt dat hij enkele keren friet at en het elke keer uitdraaide op een bittere teleurstelling.
De Navefri-voorman koestert medelijden met de columnist: “Ik vind het vooral droevig voor de man. Als iets mij niet bevalt, ga ik ’t niet vijf keer doen hè. Als ’t niet bevalt, dan moet je stoppen hè. Maar het is een mening.”
“Spiegel van onze ziel”
Vlaamse frietzaken die hij bezocht, beschrijft Dijkshoorn als “een omgebouwde dodencel”. Levèfre zegt: “De frituur is Klein-België en België is één grote frituur. Het is een spiegel van onze ziel. Zaken zijn hier niet zo ordentelijk als die in Nederland. Als een ander dat niet apprecieert, zegt dat meer over de columnist. Ik neem ’t de Nederlanders niet kwalijk hoor, want die man is niet representatief.”
De Navefri-voorzitter keert de zaak om. Stel, hij bezoekt in Leiden de frietzaak waarover Dijkshoorn in zijn column de loftrompet steekt. “Mocht ik naar Leiden gaan en ik vind het daar niet lekker, dan ga ik er geen vijf dagen eten. Ach, de columnist heeft gewoon een slechte dag gehad.”