Verliest Nederland door klimaatverandering zijn positie als aardappelland? “De Noordoostpolder wordt te warm voor de teelt van pootaardappelen,” zei een deskundige onlangs.
In de Noordoostpolder zitten veel bedrijven die nieuwe rassen ontwikkelen. Emmeloord geldt als officieuze aardappelhoofdstad. Ook in de direct omliggende regio zijn de nodige aardappelveredelaars actief. Voorbeeld is HZPC in Joure. Het bedrijf is geestelijk vader van de Innovator, de twintig jaar jonge aardappel die ook internationaal populair is bij makers van fastfoodfriet.
“Funest voor de groei”
Dat de Noordoostpolder te warm wordt voor aardappelteelt, zei Peter Ton onlangs in een gesprek met Omroep Flevoland. Hij is directeur van STET, een handelshuis voor aardappelen dat exporteert naar 70 landen en jaarlijks 80 miljoen kilo aardappelen verhandelt.
Langdurige warmte is niet alleen funest voor de groei, maar ook voor de seizoenen. “We zouden liever een ouderwets Nederlands klimaat hebben met strenge winters, zodat de achtergebleven knollen kapot vriezen. Maar dat is allemaal niet meer vanzelfsprekend,” zegt Ton in het radiogesprek.
Zijn bedrijf poot steeds vaker aardappelen in onder meer Denemarken en Schotland. Bij het ontwikkelen van nieuwe rassen, wordt ook steeds meer gekeken naar gewassen die geschikt zijn voor een droog en warm klimaat.
Klimaatcommissie waarschuwt
Bij onze zuiderburen sloeg de Nationale Klimaatcommissie enkele jaren geleden al alarm. In een rapport werd vooruitgekeken naar 2050. Zo werd de vraag gesteld of België nog wel in zijn eigen behoefte aan frietaardappelen kan voorzien in de toekomst.
Het rapport stelde: “De Belgische consument eet gemiddeld 16 kilo friet per jaar, meer dan welke andere consumenten ter wereld. Per kilo friet is bij de productie vier tot vijf liter water nodig. In de toekomst zullen de aardappelen kleiner uitvallen en een lager percentage droge stof hebben.” Het gehalte droge stof is belangrijk bij de productie van friet.