Terwijl energie de afgelopen maanden goedkoper werd, blijft het prijspeil ven oliën en vetten hoog. Hoewel vergeleken met vorig jaar de prijzen dalen, liggen de prijzen nog altijd aanmerkelijk hoger dan voor 2021.
Sowieso lopen de voedselprijzen voor consumenten uit de pas met de prijsontwikkeling. De algehele inflatie neemt duidelijk af, maar voor voedsel en ingrediënten moet juist beduidend meer worden neergeteld.
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) moet, vergeleken met een jaar geleden, voor oliën en vetten in ons land een kwart meer worden neergeteld door de consument. Oliën en vetten zijn hiermee na zuivelproducten de grootste stijger in de schappen van de supermarkt.
Bij horecagroothandels betaalde de frituurder tot voor kort, uitgaande van de reguliere prijs, voor de huismerken 7 tot 8 euro meer per 10 liter frituurolie dan een jaar geleden. Bij luxere frituuroliën gaat het om een meerprijs van circa tien euro. Inmiddels stellen de nodige producenten hun prijzen echter wèl naar beneden bij, omdat de extremen van de afgelopen jaren achterwege blijven.
Prijsstijging wel minder extreem
Kijkend naar de wereldhandelsprijzen, lijken bij de plantaardige oliën de scherpe kantjes er dus een beetje af. De index van de wereldvoedselorganisatie FAO laat bij plantolie een dalende tendens zien van de prijsstijgingen. In maart lag de prijs zelfs op het laagste niveau sinds 2020.
Weliswaar moet voor plantaardige olie nog altijd ruim 30 procent meer worden neergeteld dan in 2020, maar van de enorme prijspieken van vorig jaar is geen sprake meer. Toen kwam op een zeker moment de prijs zelfs uit op een ruime verdubbeling.
Palmolie blijft echter een dure kostganger. Maar over de andere belangrijke plantaardige oliën schrijft de FAO: “De daling van de index was het resultaat van lagere prijzen voor sojaolie, raapzaadolie en zonnebloemolie. Deze lagere prijzen compenseerden de hogere palmolieprijzen op de wereldmarkt ruimschoots.”