Sommigen in het frituurvak voelen zich beledigd door onwelvoeglijke taal. Door zinnen als “even een vette bek halen” en “iets uit de muur trekken”. Anderen zien dit soort zinsneden juist als een aanmoediging. Immers, wat men lief heeft, kastijdt men.
Met andere woorden: als de Nederlanders niet verliefd zouden zijn op de frituur, zouden ze er ook geen verzonnen woorden aan vuil maken. Enfin, over snackwoorden uit de volksmond zou je een heel woordenboek vol kunnen schrijven. In zo’n woordenboek zou je snackvariaties als de Jos Brinkie of het Inlegkruisje vast en zeker aantreffen. Nee, welke snack-saus combinaties dit zijn, vertellen wij niet. We zouden niet durven, in dit gerespecteerde vakblad. Zoek ze maar op als je het niet weet.
Toch zijn er ook woorden die je als ondernemer tegenwoordig zeker móet kennen. Je zal maar iemand aan de toonbank krijgen die “chaps” bestelt. Chaps, het behoort tot de hedendaagse straattaal van jongeren in enkele steden. Dagbladcolumniste Yolanda Sjoukes zette een tijdje geleden het actuele jeugdjargon op een rijtje. Als een jongere aan jou vraagt “Fakka?”, wil hij/zij weten hoe het met je gaat. Gaat hij even wat “chappen”, dan heeft hij trek in eten. En dan dus “chaps”. “Chaps” dat is in sommige kringen straatdialect voor “friet”. Nee, geen chips, maar friet. Chaps, die wordt betaald met (een) “donnie”. Donnie, dat is geld, maar het kan ook welgeteld een tientje zijn.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het magazine Frituurwereld nummer 5 – Najaar 2017