Zoervleisj. Vrijwel alle Limburgse frituren verkopen friet met zuurvlees. Hoewel deze en soortgelijke friettoppings (stoof) steeds verder doordringen, blijft zuurvlees vooral een streekgebonden aangelegenheid.
De Volkskrant wijdde aan zoervleisj een uitgebreid verhaal in een weekendbijlage onder de kop “Zo oud als de weg naar Rome”. Het artikel is geschreven door Marcel Maassen, zelf Limburger en groot liefhebber. Hij taxeert dat zuurvlees wel een streekgerecht zal blijven, alleen al vanwege de naam. Azijn, uien, laurier, peper en zout, een hooguit beperkte hoeveelheid peperkoek – en natuurlijk dagenlang gemarineerd taai paardenvlees. Dat is de essentie van zoervleisj, stelt Maassen. Appelstroop erbij mag, maar hoort niet.
Zuurvlees is al oud. Maassen ontzenuwt twee fabels. Zuurvlees is geen mijnwerkersmaaltijd uit 1900. Evenmin is het gerecht ontstaan in de Franse Tijd, toen er paarden van Napoleons cavalerie zouden zijn opgepeuzeld. Zuurvlees gaat veel verder terug, naar de Romeinse Tijd, wellicht zelfs tot de tijd van Julius Ceasar, schrijft Maassen. Echter: nadat een paus consumptie van paardenvlees verbood, werd het gerecht van de achtste tot ver in de achttiende eeuw nauwelijks gegeten. In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam het dankzij slagers terug op het menu. Zuurvlees werd een populair lekkernij tijdens feesten en kermissen. Op Blendle kun je het hele verhaal terug vinden.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het magazine Frituurwereld nummer 5 – Najaar 2017