Andermaal luiden onze zuiderburen de noodklok. Ze deden het de afgelopen jaren al bij herhaling. Het teruglopende aantal losstaande frietkotten baart menig liefhebber van de Belgische frietcultuur zorgen.
Toch lijkt het tij niet te keren. Antwerpen telt na de recente sluiting van een bekend kot nog welgeteld twee losstaande frituren. De frituur die verdween, stond aan ’t Steen, uitgerekend de plek waar in 1842 vermoedelijk Antwerpens eerste frietkot stond. In Nederland malen wij niet om een losstaande snackkiosk minder.
Hoewel in ons land exacte cijfers ontbreken, moet je de kramen en barakken hier ook met een lampje zoeken. Twintig jaar geleden waren er nog vele honderden; nu zijn het er schatting nog hooguit een paar honderd. Maar Nederland kende nooit zo’n legendarische frituurcultuur als de Belgen. Daar verschenen boeken over frietkotten; stripboeken, fotoboeken en boeken van de frituroloog Paul Ilegems.
Twee jaar geleden nog publiceerde fotograaf Jesse Willems het boek “Barak Friture”. Er zijn zelfs schilders die hele reeksen frietkotten portretteerden, van wie Gillis Houben wel de bekendste is. Drie jaar geleden kreeg het frietkot bij onze zuiderburen nog het predicaat “cultureel erfgoed”. Naar schatting telt België nu circa drieduizend losstaande frituren. In 2013 waren dit er 3234, in 1993 bijna 3500.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het magazine Frituurwereld nummer 3 – Voorjaar 2017