Of je er nu bij aanhaakt of niet: plantaardige eiwitten zijn de foodtrend van dit moment. Als cafetariahouder kun je er niet omheen. Toch ontbreekt bij zowel consumenten als ondernemers kennis over wat het is. 6 tips om verwarring over vega(n) te voorkomen.
door Bianca Roemaat
De afgelopen jaren hebben verschillende ontwikkelingen de opmars van plantaardige eiwitten gevoed. Denk daarbij aan de behoefte om gezond te leven na de pandemie. Uit oogpunt van het klimaat en dierenwelzijn wil een groeiende groep consumenten minder vlees eten. Maar ook de stijgende vleesprijzen, voeden de vraag naar plantaardig.
De fastservicesector loopt voorop als het gaat om het aanbieden van deze optie, zo liet ProVeg onlangs weten. Deze organisatie zet zich in voor het terugdringen van de consumptie van dieren.
1. Vegetariër versus veganist
Om in te spelen op de animo voor vega(n) hebben verschillende termen hun intrede gedaan: vega, veggie, vegetarisch, vegan, veganistisch maar ook plant based en plantaardig. Dat maakt het er niet altijd duidelijker op. Vooral bij consumenten (en ondernemers) die er niet zo bewust mee bezig zijn.
Het begrip vegetariër kennen de meeste mensen wel: dat is iemand die geen vlees (lees dierlijke eiwitten of vetten) eet. Maar een veganist gaat een stapje verder: die eet geen ingrediënten die van dierlijke komaf zijn. Meestal is idealisme de drijfveer maar de hoge vleesprijs kan een motivatie zijn.
2. Zoek info op
Friet is gemaakt van aardappels en dus plantaardig, zou je denken. Het wordt veelvuldig als ‘veganistisch’ bestempeld maar als er bij de bereiding in de productielijn of in de cafetaria dierlijke eiwitten aan te pas komen (denk aan het frituurvet!), is het geen veganistisch product meer. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor snacks op basis van groente waarin bijvoorbeeld gelatine (op basis van dierlijke eiwitten) is verwerkt.
Hoe weet je als ondernemer wat je precies verkoopt en waar welke grondstoffen in zitten? Je kunt de etiketten erop nalezen of informatie via je bestelsysteem bij de fabrikant of de grossier opvragen. Verder zijn er databanken zoals de FoodBook van PS in Foodservice waarin je online productspecificaties kunt opzoeken.
3. Plantaardig of dierlijk
Om je klanten en je medewerkers duidelijk te maken dat jouw producten vegetarisch of veganistisch zijn, kun je beter over ‘plantaardig’ of ‘dierlijk’ spreken. Dan is het onderscheid meteen duidelijk. Of geef aan dat je producten vleesloos zijn oftewel zonder vlees. Of op plantaardige basis en dus geschikt voor veganisten. Kies de woorden die bij jouw doelgroep passen.
4. Communiceer naar je klant
Hoe geef jij je deze informatie aan je klanten? Zorg dat je helder communiceert naar je klant dat je plantaardige opties hebt. Dat kan via een prijslijst in je zaak, op tafelkaartjes, via een menukaart en online via je website of sociale mediakanalen. Train ook je personeel zodat zij vragen hierover kunnen beantwoorden.
5. Mix de plantaardige opties
Veel ondernemers denken dat ze servicegericht bezig zijn door de plantaardige opties in een apart kader of rijtje bij elkaar op de bovengenoemde communicatiemiddelen te zetten. Maar als je meer vegetarische en veganistische snacks wilt verkopen, kun je ze beter ‘mixen’ met de andere producten, zo is uit onderzoeken.
Mensen die niet bewust zoeken naar plantaardig, krijgen deze producten toch onder ogen. Zet je ze in een kader dan besteedt deze groep er geen aandacht aan: ‘Dat is toch niks voor mij’.
6. Gebruik iconen
Om duidelijk te maken dat bepaalde snacks vegetarisch of veganistisch zijn, kun je iconen toevoegen. Zet deze achter het product en maak via een aparte tekst(regel) duidelijk waar de iconen naar verwijzen. Of gebruik een groen vinkje voor veganistisch en een groene letter V voor vegetarisch als je de gangbare symbolen te lastig of onduidelijk vindt.
